Restauratie Gewelfschilderingen Stadhuis Maastricht
In 2018 restaureert SRAL de gewelfschilderingen in de hal van het stadhuis van Maastricht. De decoraties omvatten drie gewelfvelden: het tongewelf direct boven de hoofdingang, het kruisgewelf en het koepelgewelf. De schilderingen werden tussen 1667 en 1671 vervaardigd door de Haagse schilder Theodoor van der Schuer (1634-1707).
Gewelfschilderingen tijdens behandeling. Stadhuis Maastricht. Rechts te zien: Vernisafname. SRAL, 2018.Reeds in 2014 werd door SRAL gestart met de behandeling van de schilderingen in het tongewelf. Vanwege de complexe restauratiegeschiedenis was het toen niet mogelijk om de klus af te maken zonder de kennis over de geschiedenis en schildertechniek van de voorstellingen in het kruis- en koepelgewelf. Na een Europese aanbesteding kon SRAL in januari 2018 starten met deze belangwekkende en omvangrijke klus.
Werkzaamheden
De belangrijkste werkzaamheden bestaan uit het verwijderen van een dikke laag vuil en een vergeeld vernis dat in 1952 bij de laatste restauratie werd aangebracht. Het ruimtelijke effect van een eindeloze wolkenlucht met zwevende figuren – een belangrijke karakteristiek van Barokke gewelfschilderingen – was sterk gereduceerd. Loszittende verf- en pleisterlagen zijn geconsolideerd en storende overschilderingen verwijderd of middels een retouche ontstoord.
Parallel aan deze verschillende werkzaamheden is veel tijd besteedt aan het onderzoeken van de oorspronkelijke schildertechniek en de dragers. Van der Schuer schilderde op een kalkpleisterlaag die in de koepel werd aangebracht op baksteenvelden en mergelstenen ribben terwijl het kruis- en tongewelf is opgebouwd uit een houten skelet met gordingen en gebogen ribben waartussen kalk- en leemlagen op een lattenweefsel zijn aangebracht. Het bindmiddel van de verf bestond hoogstwaarschijnlijk uit lijnolie en had door de dunne transparante wijze van schilderen een sferisch, mat uiterlijk dat ongevernist bleef. Een lichtgrijze streperig aangebrachte grondlaag die overal onder de schilderingen aanwezig is – een zgn. imprimatura – is met name in de architectonische trompe l’oeil schilderingen nog zichtbaar. Het zachte grijs vormt een duidelijke voortzetting van de in Naamse steen opgetrokken Hollands classicistische architectuur van de hal. Door de vervuiling van de steen is deze relatie momenteel niet meer zo goed afleesbaar als vroeger.
De schilderingen zijn drie keer gerestaureerd: rond 1835, in 1897 en 1952. De tweede was het meest ingrijpend omdat grote delen werden overschilderd. Dit is met name het geval in de koepel en het tongewelf. De hand van van der Schuer is het beste in het kruisgewelf bewaard gebleven.